Stappenplan Basiskwaliteit Natuur
Het vierstappenplan
Er is een stappenplan ontwikkeld om Basiskwaliteit Natuur te bereiken. Dit bestaat uit een viertal stappen die in het gebiedsproces gezet kunnen worden om gezamenlijk te sturen op de juiste condities zodat het gebied weer natuurlijk functioneert en ecosysteemdiensten op gang komen en algemene soorten algemeen blijven. De vier stappen zijn:
1. In kaart brengen van de kwaliteit in het gebied
2. Visie doel en draagvlak
3. Maatregelen voor Basiskwaliteit Natuur
4. Monitoring, evalueren en bijsturen
In kaart brengen van de kwaliteit van het gebied
De kwaliteit van een gebied breng je in kaart aan de hand van de condities. De condities die horen bij een basiskwaliteit zijn verschillend afhankelijk van het landschapstype en landgebruik. Het gebied in kaart brengen op basis van condities ondersteund (stap 1) het opstellen van visie, doel en draagvlak (stap 2), het later opstellen van maatregelen (stap 3) en uiteindelijke monitoren, evalueren en bijsturen (stap 4).
Visie doel en draagvlak
Stap 2 nadat het gebied in kaart is gebracht is het van belang om gezamenlijk een visie, doel en draagvlak te creëren. Dit betekent samenwerking tussen onder andere gemeenten, waterschappen, boeren en particulieren. Voor veel van deze partijen zal Basiskwaliteit Natuur echter een nieuw concept zijn. Om gezamenlijk een visie te schetsen is het van belang om in kaart te brengen wat het oplevert. Het werken aan een gezonde leefomgeving heeft zowel voordelen voor stakeholders in het gebied als de aanwezige flora en fauna. Basiskwaliteit Natuur kan hierbij dienen als streefbeeld en een gezamenlijk doel.
Maatregelen voor Basiskwaliteit Natuur
Er wordt gewerkt aan een lijst van maatregelen om de verschillende condities in een gebied te bevorderen. Dit is in ontwikkeling en wordt in de Toolbox beschikbaar gesteld zodra deze is uitgewerkt. Dergelijke maatregelen worden ook afgestemd met de ontwikkeling van de Biodiversiteitsplanner (door RIVM e.a.) . Het is belangrijk dat de ontwikkeling van de Biodiversiteitsplanner goed wordt afgestemd met de verdere methodische ontwikkeling van Basiskwaliteit Natuur. Reeds bekende generieke maatregelen die de condities van het gebied bevorderen (abiotiek, inrichting en beheer) zijn verder toegelicht.
Monitoring, evalueren en bijsturen
Bij deze laatste stap wordt het effect van de maatregelen gemeten en vind evaluatie en bijsturing plaats. Het beoordeelt of de maatregelen ook het gewenste effect hebben. Ten eerste wordt gekeken of de condities in het gebied verbeterd zijn. Als toets of deze verbeterde condities positief effect hebben op het natuurlijke systeem wordt gekeken naar de aanwezige flora en fauna. Dat is een proces van ‘doen, leren, beter doen’ . Zijn er inderdaad (meer) kieviten en egels te vinden? Zo ja: goed bezig! Zo nee: waarom niet? De condities waar de soorten indicatief voor zijn geven daar inzicht in.
En dan: hoe kunnen we onze maatregelen zo aanpassen dat het gewenste effect wel wordt behaald? Dit leidt tot een cyclische werkwijze zoals in het plaatje is weergegeven. Als de maatregelen het gewenste effect hebben bereikt, een gezonde leefomgeving waar algemene soorten algemeen zijn, dan spreken we van een Basiskwaliteit Natuur in het gebied.