Monitoren van soorten Basiskwaliteit Natuur
Monitoren van soorten
De proef op de som van Basiskwaliteit Natuur is dat de herstelmaatregelen voor de condities ervoor zorgen dat de algemene soorten algemeen blijven of weer worden. Om te zien of dat daadwerkelijk gebeurt, kunnen de soorten worden gemonitord in het veld. De monitoring van soorten richt zich op indicatorsoorten voor een bepaald landschap of gebied. Hierbij zijn de volgende punten van belang:
- Probeer tijdens het monitoren te focussen op algemene soorten die makkelijk te herkennen zijn en waar al veel over bekend is, zoals vogels, vaatplanten, dagvlinders, libellen, amfibieën, vissen en zoogdieren.
- Benut de expertise en inzet van lokale groepen en vele vrijwilligers voor de monitoring van soortgroepen waarvoor specialistische kennis nodig is, zoals voor bijen, korstmossen en paddenstoelen
- Zorg ervoor dat de geselecteerde soorten indicatief zijn voor belangrijke condities en drukfactoren in het landschap (bij voorkeur meerdere soorten voor elk type biotoop en drukfactor).
Meer informatie over het monitoren van indicatorsoorten kan gevonden worden in het Kennisdocument Basiskwaliteit Natuur.
Er is een rapport van SoortenNL opgesteld die de soorten benaderd vanuit verschillende soortgroepen. Voorts wordt een perspectief geschetst voor de toepassing van deze soortenlijsten voor het ontwikkelen van benchmarks voor Basiskwaliteit Natuur die in de praktijk kunnen worden gebruikt om de kwaliteit van het landschap aan de soorten af te lezen. Dit zijn de indicatorsoorten voor een landschap de kenmerken worden hieronder verder uitgewerkt.
Voor vogels is al veel bekend over welke soorten horen bij Basiskwaliteit Natuur en voor welke landschappen zij indicatief zijn. Voor meer informatie kan het boek Nederlandse vogels in hun domein worden geraadpleegd.
Kenmerken indicatorsoorten
Ieder landschap heeft zijn eigen indicatorsoorten die helpen om te bepalen wat de staat van een landschap is. Er zijn een aantal kenmerken voor indicatorsoorten:
- Indicatorsoorten zijn wijd verspreid in een landschap waar de condities die bij Basiskwaliteit Natuur horen op orde zijn.
- Indicatorsoorten zijn niet volgens de Habitatrichtlijn of als (ernstig) bedreigde soort beschermd (m.u.v. enkele uitzonderingen).
- Indicatorsoorten komen voor in matig voedselrijke tot voedselrijke milieus.
Een bijzondere categorie vormen de soorten die zich hebben verspreid door klimaatverandering. Deze kunnen in sommige regio’s inmiddels tot de basissoorten worden gerekend. Naast het rapport van SoortenNL is er nog een Excellijst beschikbaar voor indicatorsoorten in het landelijk gebied
Evalueren en bijsturen
Het monitoren van soorten geeft inzicht of de maatregelen het gewenste effect ook behalen. Dat is een proces van ‘lerend beheren’. Zijn er inderdaad (meer) kieviten en egels en te vinden? Zo ja: goed bezig! Zo nee: waarom niet? De condities waar de soorten indicatief voor zijn geven daar inzicht in. En dan: hoe kunnen we onze maatregelen zo aanpassen dat het gewenste effect wel wordt behaald? Dit leidt tot een cyclische. Als de maatregelen het gewenste effect hebben bereikt, een gezonde leefomgeving waar algemene soorten algemeen zijn, dan spreken we van een Basiskwaliteit Natuur in het gebied. In sommige gebieden, met name waar grote antropogene invloeden zijn, zal het bereiken van Basiskwaliteit Natuur de hoogst haalbare natuurkwaliteit zijn. In andere gebieden liggen wellicht kansen om een natuurkwaliteit te creëren waar ook zeldzamere soorten zich kunnen handhaven.