Door schaalvergroting zijn veel van deze landschapselementen en daarmee de bijbehorende flora en fauna verdwenen.
De landschapselementen vormen een stabiele factor in het landelijke gebied. Er vindt minder intensief beheer plaats en de begroeiing bestaat voor een deel uit meerjarige planten. Daarmee vormen landschapselementen vaak kleine stukjes natuur in een cultuurlandschap. Veel soorten vogels, insecten, amfibieën en kleine zoogdieren vinden in de aanwezige landschapselementen; voedsel, schuil- en nestgelegenheden. Ook zorgen de landschapselementen voor gradiënten in het gebied. De landschapselementen vormen gezamenlijk ook een netwerk van corridors waarlangs soorten zich tussen gebieden kunnen verplaatsen en er uitwisseling tussen populaties mogelijk is. Naast een positief effect op de biodiversiteit dragen landschapselementen ook bij aan een aantrekkelijk landschap, zuiveren ze de lucht, leggen ze CO2 vast, kan er hout geproduceerd worden, verminderen ze hittestress en dempen de effecten bij extreem weer.
Landschapselementen
Houtige landschapselementen
De meerjarige houtige gewassen vormen een stabiele factor in het productiesysteem, omdat het beheer veel minder intensief is dan op de omliggende percelen.Houtige landschapselementen vormen belangrijk habitat in het agrarische gebied. Ze zorgen voor voedsel, schuil- en nestgelegenheid voor verschillende insecten, vogels en kleine zoogdieren. Waarbij geld hoe ouder en structuurrijker de landschapselementen zijn, hoe beter voor de biodiversiteit. Structuur kan gecreëerd worden door het gebruik van verschillende plantensoorten en de afwisseling tussen bomen en struiken. De soorten uit de houtige landschapselementen bloeien over het algemeen eerder dan de omliggende akkers en akkerranden, waardoor ze in het voorjaar een cruciale bron van voedsel voor verschillende insecten vormen. Op landschapsniveau kunnen landschapselementen een belangrijke functie vervullen voor de biodiversiteit, door verbindingen tussen natuurgebieden te vormen, soms in de vorm van stapstenen. Hierdoor kunnen individuen en soorten zich tussen verschillende natuurgebieden verplaatsen. Naast het positieve effect voor biodiversiteit hebben houtige landschapselementen ook een windschermfunctie, beschermen ze tegen erosie, kunnen ze dienen als veekering en ter bescherming van vee, vangen ze fijnstof in en hebben ze een grote landschappelijke waarde. Er wordt op grote schaal in de vorm van het aanvalsplan landschapselementen, maar ook door kleine initiatieven gewerkt aan het herstellen van de landschapselementen. Een van deze kleinere initiatieven is Hoopheggen.
Natte landschapselementen
Zowel lijn- als puntvormige wateren zijn belangrijk voor het in stand houden van veel soorten vissen, libellen, amfibieën en vogels. Voor vissen is de waterkwaliteit van groot belang; voor libellen een goed ontwikkelde oevervegetatie; voor de meeste soorten amfibieën een combinatie van sloten of poelen met gras- of akkerland en opgaande begroeiing.
Juist beheer van de natte landschapselementen is van groot belang. Zonder beheer kan een poel dichtgroeien, waardoor soorten zich er niet meer thuis voelen of de waterkwaliteit van de wateren kan sterk dalen.
Op landschapsniveau kunnen, door middel van natte landschapselementen, natte waternetwerken ontstaan in Nederland. Dit draagt bij aan landschappelijke verbetering, een hogere biodiversiteit, een betere waterkwaliteit en grotere waterbergingscapaciteit.
Plas dras
Plas-drasweilanden fungeren in het voorjaar als verzamelplekken voor grote aantallen steltlopers en eenden. Daarnaast zorgt voor voedsel en vormt een rustgebied voor weidevogels. Door het onderwater zetten van percelen of greppels ontstaat er een gevarieerdere vegetatie(structuur) en worden er meer insecten aangetrokken, daarnaast kunnen volwassen vogels makkelijker wormen en ander voedsel in de grond vinden. Tijdens het broedseizoen zorgt de minder dichte vegetatie en grotere structuurvariatie er voor dat er meer mogelijkheden voor kuikens zijn om te schuilen en voedsel te vinden.
Naast de voordelen voor de biodiversiteit in het algemeen en weidevogels in het bijzonder, wordt plas dras landschappelijk hoog gewaardeerd en kan het gecombineerd worden met de opvang van neerslagoverschotten.
Kleinschalige percelen
Kleinschaligheid van landbouwbedrijven is een erfenis van het verleden. Door schaalvergroting in combinatie met intensieve landbouwmethodes staan akkers en graslanden steeds meer onder druk. Het kleinschalige cultuurlandschap verdwijnt daardoor. Kleinschalige akkers zijn echter van zeer grote cultuurhistorische waarde, beeldbepalend en onmisbaar voor verschillende wilde dieren door de afwisseling die ze bieden in omstandigheden. Soorten als de veldleeuwerik, patrijs en ringmus laten door de veranderingen in perceelgrote een sterke afname zien.Door het terugbrengen van kleinere percelen kan de biodiversiteit bevorderd worden.
Akkerranden/bloemblokken
In het verleden waren de randen van percelen minder in gebruik voor gewasproductie. Grillige perceel randen, slootranden en overhoekjes lagen braak. Langs hagen of houtwallen was er minder licht en water beschikbaar voor het gewas en was er vaak een kruidenbegroeiingen aanwezig. In de opschaling van de landbouw zijn deze kruidenranden vaak verdwenen door het samenvoegen van percelen, het verdwijnen van hagen en houtwallen en het dempen van sloten. Momenteel worden kruidenranden met verschillende doelen weer geïntegreerd in de bedrijfsvoering. Hiermee wordt de biodiversiteit ondersteund op delen van de grond die minder geschikt zijn voor productie, wordt er bijgedragen aan het landschap en wordt er gewerkt aan natuur inclusieve landbouw (NIL) en functionele agrobiodiversiteit.
Een speciale vorm van akkerranden zijn bloemblokken. Deze bloemblokken worden aangelegd om broedgelegenheid en voedsel te bieden aan akkervogels en worden ingezaaid met een kruidenmengsel. In de bloemblokken biedt de vegetatie dekking tegen predatoren en slechte weersomstandigheden. De bloemblokken moeten minimaal, 0,5 ha groot en 20 m breed zijn om te voorkomen dat predatoren de nesten en kuikens makkelijk opsporen, wat in smallere stroken vaak het geval is. Bloemblokken worden bij voorkeur aangelegd in het open veld en grenzen bij voorkeur niet aan doorgaande wegen, bossen of houtwallen. Een van de vogelsoorten die van deze bloemblokken kan profiteren is de patrijs.
Vogelakkers
Het beheer van deze akkers bestaat uit het maximaal 3 of 4 keer maaien van het eiwitgewas, waarbij het maaisel als veevoer gebruikt kan worden.
De vogelakkers zorgen zowel in de zomer als winter als bron voor voedsel. De eiwitgewassen, grassen, granen en kruiden trekken namelijk insecten aan en leveren zaden voor akkervogels als de veldleeuwerik, gele kwikstaart en graspieper. Voor nog meer wintervoedsel kunnen de vogelakkers aangevuld worden met stroken graan. Daarnaast vormen deze akkers broedgebied en zorgt de hogere aanwezigheid van insecten voor een hogere overlevingskansen voor jonge vogels. Naast een positief effect op de akkervogels trekken de vogelakkers ook (woel)muizen en roofvogels, als velduilen en blauwe kiekendieven aan.
Keverbanken
Het is de bedoeling dat er op de keverbanken een ruige grasachtige begroeiing ontstaat, waarbij bemesting, onkruidbestrijding en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ongewenst zijn. In het eerste jaar na inzaaien moet de keverbank één of twee keer worden gemaaid (op 10 cm hoogte) om de niet-ingezaaide onkruiden te onderdrukken. Daarna is het ingezaaide mengsel meestal goed ontwikkeld en moet de keverbank niet meer gemaaid worden.
Keverbanken voorzien diverse insecten en spinnen van een passend leefgebied; er is bijvoorbeeld een veel hogere loopkever diversiteit in de keverbanken te vinden in vergelijking met de akkers. Verder zijn keverbanken een perfecte overwinteringslocatie, doordat keverbanken wat hoger liggen zijn ze droger en warmen ze in het voorjaar eerder op. Door de aanwezigheid van deze insecten zijn er, direct wanneer de gewassen gaan groeien, natuurlijke bestrijders aanwezig op de akker. Dit is een belangrijk voordeel voor de agrariër.
Verder bieden keverbanken voedsel en een veilige broedplek in het akkerland voor vogels, waaronder patrijzen. Waarbij er hier en daar een aantal struikjes (meidoorn, hondsroos of liguster) kunnen worden aangeplant, die extra dekking en beschutting bieden aan vogels.